Deel 2 Hyperthyroïdie bij de kat: EINDtoets voor 3 erkende bijscholingspunten. Copy

7. Welke uitspraak betreffende behandeling met radioactief jood is CORRECT

a. Gebruik van een lagere (2 mCi) dosis is even effectief als een hogere dosis (4mCi) in katten met milde-matige hyperthyroïdie
b. Radioactief jood moet altijd intraveneus toegediend worden
c. Radioactief jood behandeling is niet effectief voor schildklier carcinoma`s
d. Herval van hyperthyroïdie komt vaak voor na behandeling met radioactief jood

1. Welke uitspraak betreffende hyperthyroïdie bij de kat is FOUT?

6. Welke uitspraak betreffende hyperthyroïdie en CNZ is FOUT

a. Katten met azotemie bij diagnose van hyperthyroïdie (voor behandeling) hebben een slechtere prognose
b. Katten die geen azotemie hebben bij diagnose van hyperthyroïdie, maar die azotomie ontwikkelen na behandeling hebben een slechtere prognose
c. Katten die azotemie ontwikkelen na behandeling van hyperthyroïdie hebben enkel een slechtere prognose indien ze iatrogene hypothyroïdie hebben
d. Ook al verhoogt hyperthyroïdie de GFR (glomerular filtration rate), het heeft ook vele schadelijke effecten op de nieren en het is daarom aangeraden om ALLE katten met hyperthyroïdie (ongeacht de nierfunctie) te behandelen

2. Welke van de volgende zijn ALLEMAAL risicofactoren voor de ontwikkeling van hyperthyroïdie?

5. Welke uitspraak betreffende T4 (fT4) is CORRECT

a. fT4 heeft een hoge sensitiviteit en specificiteit voor de diagnose van hyperthyroïdie bij katten
b. fT4 heeft een hoge sensitiviteit, maar een lage specificiteit voor de diagnose van hyperthyroïdie bij katten en moet altijd geïnterpreteerd worden samen met klinische symptomen
c. In meeste katten met `occulte hyperthyroïdie` is fT4 normaal
d. fT4 is een goede screening test voor hyperthyroïdie bij katten

3. Welke uitspraak betreffende gewichtsverlies in katten met hyperthyroïdie is CORRECT

a. Alle katten hebben een te lage `body condition score` (BCS) of zijn te mager bij diagnose
b. Gewichtsverlies tengevolge van hyperthyroïdie wordt vnl veroorzaakt door verlies van vetmassa
c. Ook al is gewichtsverlies een veel voorkomend symptoom van hyperthyroïdie het is NIET het meest voorkomende symptoom
d. Succesvolle behandeling van hyperthyroïdie resulteert in gewichtstoename, maar tot 50% van de behandelde katten heeft geen spiertoename

4. Verhoogde leverenzymes (vooral ALT en AST) zijn vaak aanwezig bij diagnose van hyperthyroïdie. Wanneer is verder onderzoek aangeraden

a. Wanneer de ALT of AST meer dan 5 keer gestegen is
b. Gestegen leverenzymes vereisen ALTIJD verder onderzoek (abdominale echografie, leverfunctie testen)
c. Indien de leverenzymes nog steeds gestegen zijn 2 maanden na behandeling hyperthyroïdie
d. Als de kat naast gestegen leverenzymes ook azotemie heeft

8. Welke uitspraak betreffende iatrogene hypothyroïdie is FOUT

a. Iatrogene hypothyroïdie is vaker voorkomend dan vroeger gedacht werd en is aanwezig in tot 79% van alle behandelde katten
b. Slechts 2% van katten met iatrogene hypothyroïdie zal klinische klachten van hypothyroïdie vertonen
c. Iatrogene hypothyroïdie is gediagnosticeerd dmv een laag tot laag-normaal tT4 in combinatie met een gestegen TSH
d. Iatrogene hypothyroïdie is NIET geassocieerd met een toegenomen risico voor ontwikkeling van azotemie na behandeling